De 7 werken der barmhartigheid

 

De Zieken bezoeken

 

   “Bekommer je om de gevangen, alsof je met hen gevangen zat” is de oproep in Hebreeën 13: 3. In de Bijbel moet ik dan denken aan het verhaal van Jozef. Als hij de dromen van de schenker en de bakker heeft uitgelegd, vraagt hij de schenker: “Zul je straks een goed woordje voor mij doen ?” “Dat zal ik zeker doen !” had de schenker hem toegezegd, maar “Sloege soe ek, mar hy stoar earder”. Als het de schenker weer goed mag gaan probeert hij die rotperiode in zijn leven achter zich te laten, met als consequentie dat hij Jozef laat zitten waar hij zit.

 

  Als het gaat om aandacht voor gevangenen denk ik in de eerste plaats aan het werk van Amnesty International. Al sinds begin jaren ’60 komen zij op voor mensen wereldwijd die om hun geloof of politieke overtuiging gevangen zitten; voeren ze actie voor afschaffing van de doodstraf. Het schrijven van brieven, naar overheden of naar gevangen, heeft al heel wat keren een wereld van verschil gemaakt.

 

 

  Maar het gaat niet alleen om gevangen die ten onrechte van hun vrijheid beroofd worden. Ook zij die er ‘net foar har switsokken sitte’ hebben er alle belang bij dat we hen in hun menswaardigheid blijven zien. Dat ze voor langere tijd van hun vrijheid worden beroofd is al ingrijpend genoeg. Compassie kan hen helpen om een stuk vertrouwen in de samenleving – en dan ook in hun eigen functioneren daarin straks weer – te doen groeien. In mijn eerste gemeente, Haulerwijk, bezocht een aantal gemeenteleden regelmatig de kerkdiensten in de gevangenis (P.I.) in Veenhuizen. Op die manier hadden gedetineerden wat vaker contact met mensen ‘van  buiten’. Een mooi initiatief. 

Iemand die uit ervaring mee kon praten over wat het betekent gevangen te zitten, is de apostel Paulus in het Nieuwe Testament. Meerdere keren en soms voor langere tijd zat hij gevangen, in Efe-ze, Caesarea en Rome. Soms leek die gevangenschap hem niet heel veel te deren. In zijn brief aan de Kolossenzen bijvoorbeeld, vraagt hij de gemeente: “Bid voor ons, dat God deuren voor ons opent ….” Maar dan bedoelt Paulus niet dat hij hoopt dat binnenkort de gevangenisdeur voor hem  open zal zwaaien. Nee, hij hoopt dat het evangelie bij velen gehoor zal mogen vinden: “Dat God deuren voor ons opent om het mysterie van Christus te verkondigen”. (Hoewel, het laatste vers van die brief aan Kolosse is: “Denk aan mijn boeien / mijn gevangenschap !” 4: 18b)

 

 

Ook de brief aan de Filippenzen heeft Paulus geschreven vanuit de gevangenis. Toch schrijft hij: “Ik vermag alle dingen, ik kan alles aan door Hem die mij kracht geeft”. Een sterk geloofsvertrouwen spreekt daar uit. Toch komen we op sommige momenten Paulus ook in zijn kwetsbaarheid tegen. Bijvoorbeeld in zijn tweede brief aan zijn leerling Timotheus. Paulus zit dan in de gevangenis (waar-schijnlijk in Rome) en vraagt Timotheus: “Kom snel maar mij toe, want …. (die en die en die) hebben mij verlaten” II Tim. 4: 9 vv; en even verder “niemand heeft mij bijgestaan, allen hebben mij in de steek gelaten” vers 16.

 

Het zou intens verdrietig zijn; wij zouden onze minste broeder en zuster de liefde van Christus ont- houden, als gevangenen vandaag de dag keer op keer dezelfde ervaring op zouden doen als Paulus “mensen laten me vallen als een baksteen …”

 

Daarom, als één van de werken van Barmhartigheid: het opzoeken, omzien naar gevangenen. Soms is een kaart met een goed woord al heel veel !

 

 

ds. A. Elverdink